Veel mensen in deze verhalen vechten tegen zichzelf, maar nog meer tegen anderen. Het zijn einzelgängers die aan zelfoverschatting lijden, opportunisten die zich buitenspel wanen of roekeloze bankzitters voor wie vluchtgedrag een manier van overleven is. Er zijn natuurlijk veel meer kwalificaties te bedenken – ‘idioot’, ‘mannetje’, ‘flapdrol’ – maar je kunt ook overdrijven. Er zijn ook nog de hopeloze naïevelingen of de sluwe weldenkers, die zich noodgedwongen in moeten laten met deze lieden. De kracht van deze verhalen is ook dat ze zich afspelen tegen de meest alledaagse decors. Dat kan een portiekflat zijn, maar ook een kantoor of een stadsbus. Het is niet meteen bruisend, eerder nogal wrang. Bovendien: wie zegt dat verhalen moeten bruisen? Ze moeten juist schuren en scheuren, op weg naar het demasqué.
De pers over De hond die overstak:
De Volkskrant: ‘Tien verhalen waarin op uiterst secure wijze en buitencategorie droogkomisch het ongemak van de mens in verhouding met zichzelf en de ander wordt beschreven.’
Friesch Dagblad: ‘Vlot geschreven verhalen, met vaak een hypnotiserende werking: de fantasie van de schrijver en zijn personages neemt een hoge vlucht.’
Tzum: ‘Over elk van de tien verhalen zou ik een uitgebreide, enthousiaste recensie kunnen schrijven. Ze zitten vol prachtige zinnen en rake typeringen.’